Je kunstaas kan nog zo goed zijn, je techniek tot in de puntjes verzorgd, vis je op een stek zonder snoekbaars, dan kom je van een koude kermis thuis. Ofwel, het allerbelangrijkste is de visstek zelf. Hier 7 criteria voor een goede snoekbaarsstek.
Door Sjoerd Beljaars
ingrediënt 1> donker
Snoekbaars is een lichtschuwe vis. Jazeker, ze hebben er zelfs een broertje dood en kruipen het liefst in donkere hoekjes of de diepte in totdat licht niet meer door kan dringen. Het heeft allemaal te maken met hun karakteristieke ‘glasogen’, die niet veel licht kunnen verdragen, maar dusdanig ontwikkeld zijn dat ze met minimaal licht alles en iedereen in duistere omstandigheden de baas zijn. Niet gek dus dat ze in schemering en in het donker actiever zijn.
ingrediënt 2> troebel water
In het verlengde van het bovenstaande heeft snoekbaars een uitgesproken voorkeur voor troebel water. Immers, hoe troebeler het water, des te minder kan er licht in doordringen, hoe meer vriend snoekbaars zich in zijn nopjes voelt. Neem snoekbaarsspecialist Luc Coppens als voorbeeld. Voordat hij gaat vissen laat hij eerst een shadje zakken in het water om te kijken welk doorzicht het water heeft. Op basis daarvan bepaalt hij hoe diep hij gaat vissen. Op een kraakhelder slootje van 2 tot 3 meter diep zul je weinig kans hebben op snoekbaars, is het er troebel dan zijn de kaarten anders geschud.
ingrediënt 3 > harde bodem
Snoekbaars houdt zich graag op boven harde bodems, je zult ze anders gezegd niet snel aantreffen op modderige bodems. Het waarom is moeilijk te bepalen. Wellicht dat het iets van doen heeft met afzetten van de eitjes. Zand, grind en klei zijn wat dat betreft ideaal voor snoekbaars. Hoe dan ook is het een bonus voor ons vissers, omdat je op een harde bodem veel beter de tik van het neerkomen van de jigkop voelt en je dus veel meer met gevoel kunt vissen dan op een modderige bodem.
ingrediënt 4> diepte
Reeds behandeld, snoekbaars is lichtschuw en dus hoe dieper, hoe minder licht er door dringt. Daarbij mogen ze met koudere omstandigheden maar wat graag dieptes op zoeken, tot wel 25 meter, puur om de elementen te vermijden. Natuurlijk gaan wij daar naar niet vissen, aangezien snoekbaars het loodje legt als je ze van grote diepte vangt. Raadzaam is om een maximale visdiepte van 10 meter te hanteren. Richtlijn wat diepte betreft is dat je op een stek in ieder geval diepte in de buurt hebt zitten. Vaak zit je dan als snoekbaarsvisser gebeiteld.
ingrediënt 5> aasvis
Logisch natuurlijk, daar waar geen voedsel aanwezig is, zul je ook nauwelijks tot geen vis aantreffen. De aanwezigheid van aasvis in de buurt is dus echt een must. Snoekbaars heeft een behoorlijk kleinere bek dan bijvoorbeeld snoek. Dat betekent dat ‘hoogruggige’ aasvissen zoals brasem en ruisvoorn zo goed als afvallen. Spiering, pos, kleine roofblei, blankvoorn, baars en zeker ook grondels staan daarentegen hoog op het menu.
Tip: Zie je overdag een flinke school kleine aasvis onder de kant op het ondiepe, probeer het daar dan eens in de schemering of in het donker op snoekbaars.
ingrediënt 6> structuren
De meeste roofvis houdt van structuren onder water en dat heeft meerdere redenen. Allereerst zijn dat vaak de plekken waar voedsel zich ophoopt en dat zodoende kleine aasvis aantrekt. Al helemaal als de (harde) bodem bedekt is met mosseltjes. Op een of andere manier (waarschijnlijk vanwege een stof die de mosseltjes uitscheiden) trekt dat kleine vis aan met snoekbaars in haar kielzog. Daarnaast bieden structuren beschutting; voor aasvis tegen belagers, voor roofvis als uitvalsbasis om te jagen. Tot slot kunnen structuren fungeren als oriëntatiepunten voor (roof)vis tijdens het verplaatsen, bijvoorbeeld als bewegwijzering ten tijde van migratie. Al met al zijn richels, kribben, meerpalen, brugpeilers, taluuds, putten, etc de moeite van het focussen waard.
ingrediënt 7> stroming
Of er stroming staat ja of nee is zeker niet alles bepalend voor je vangsten. Wel is het zo dat snoekbaars op water waar het normaal stroomt minder actief is zodra de stroming er uit ligt of als er veel minder stroming staat. Denk aan de kentering op getijdenrivieren zoals de Oude Maas of ’t Spui, of een lagere afvoer van water op rivieren als de Maas, IJssel of Waal. Daarbij, in de hoofdstroming kun je wel degelijk snoekbaars vangen, maar beter focus je je op luwtes net buiten de stroomnaad of net buiten keerstromen.