Sloten vormen een unieke leefomgeving voor de mooiste vissoorten. Je vindt er de schilderachtig mooie ruisvoorn, de voluptueuze zeelt en de eigenzinnige kroeskarper. Maar ook rücksichtslose rovers die voorgaande schoonheden in één hap tot avondmaal degraderen. Baars, snoekbaars en uiteraard de ongekroonde Koning van de Hollandse sloot: de snoek.
Het onlangs verschenen 324-pagina dikke naslagwerk van Juul Steyn, met de titel ‘Denken als een vis’, wordt door NRC Handelsblad al ‘hét mannenboek van 2020’ genoemd. Ben jij benieuwd waarom? Check dan onderstaand fragment over de sloot: de slachtkamer van de polder.
Opmerkelijk is dat de breedte, diepte en begroeiing eigenlijk weinig zeggen over het formaat vis dat je er kunt vangen. Dagelijks worden er snoeken langer dan een meter uit slootjes van minder dan een meter breed gepeuterd.
Zeker in het voorjaar is het druk in de ondiep water. Na een lange winter bruist het hier van nieuw leven. Kikkers ontwaken uit hun winterslaap, klimmen krampachtig op elkaar. Ook vissen werken aan hun nageslacht en slaan het water tot schuim om van hun hom en kuit af te geraken. IJverige muskusratten graven nieuwe tunnels in de oever en leren hun jongen zwemmen. Jonge eendjes ontdekken de wereld, durven steeds verder weg van hun moeder.
Voor veel eendenkuikens eindigt deze ontdekkingsreis in de maag van een snoek. Hier worden ze in volmaakte biologische gelijkwaardigheid verteerd, samen met andere ongelukkige slootbewoners. Niet voor niets zijn er steeds meer kunstaassoorten te koop die ratten, kikkers, eendjes en zelfs vleermuizen nabootsen. Alles is eten. Vredige watergangen langs groene weiden blijken in werkelijkheid slachtkamers, gemaskeerd door een geruststellende kabbel op het water.
Snoek in de hoofdrol
Ik ga er vanuit dat je inmiddels een aardig beeld hebt van een typische sloot. Of deze nu in de polder ligt of tussen de huizen in de bebouwde kom, het komt steeds op hetzelfde neer: het water is niet breder dan een meter of 15 en niet dieper dan zo’n 1,5 meter. Dat maakt het vissen op snoeken hier tot een relatief eenvoudige bezigheid.
Verre worpen zijn niet nodig, en bij de keuze van het kunstaas kun je je beperken tot ‘ondiep lopend’ kunstaas: alles wat dieper duikt dan 1 meter kun je negeren. In de eerste plaats omdat je wil voorkomen dat je aas door de bodem ploegt, en ten tweede omdat de vis je aas moet kunnen zien. Vissen kunnen nu eenmaal slecht naar beneden kijken, en de snoek het slechtst van allemaal.
Hotspots
Eerder zei ik dat sloten nogal eenvormig zijn. Op het eerste gezicht wat saai, maar ook wel weer spannend omdat je letterlijk overal een aanbeet kunt verwachten. Gelukkig zijn er ook hier plekken waar je significant meer kans maakt op een aanbeet. Plekken waar de snoek zich strategisch opstelt, schuilhoudt en klaarligt om toe te slaan. In grote lijnen gaat het dan ofwel om plekken waar zich op dat moment veel aasvis verzamelt, ofwel om doorgangen waar aasvis doorheen moet om van A naar B te komen.
Even een kleine toelichting op de term ‘aasvis’. Dit is niet één specifieke vissoort, maar een containerbegrip waarbinnen elke vis valt die door de roofvis gegeten wordt. In de sloot is dit alles wat in de bek van een grote snoek past: van piepklein speldaas, slechts enkele centimeters groot, tot 40 centimeter lange brasems. Zoals altijd zijn piepklein en gigantisch groot de uitzondering. Je kunt ervan uitgaan dat de meeste snoeken bij voorkeur op het meest voorradige voedsel jagen. Dat zijn doorgaans (jong)volwassen voorn, brasem, baars én z’n eigen soortgenoten.
Hotspot #1: Bruggen
Een brug is als een bruine kroeg onder de waterlijn. Een kroeg met een nogal ruim deurbeleid. Iedereen is welkom: alle soorten, van jong tot oud en klein tot groot. De gasten vinden er een dak boven hun hoofd, wat bescherming tegen de wind en knusse plekjes om met hun maten bij elkaar te komen.
Dat klinkt gezellig, maar het trekt ook bullebakken aan die steeds maar weer de sfeer naar de knoppen helpen door willekeurig andere brugbezoekers op te vreten. Jammer voor de vis die z’n levensverwachting plotseling ingekort ziet, mooi voor jou als sportvisser. Werp je kunstaas eerst een paar keer voor de brug om te zien of daar al een rover rondhangt en mik het daarna ónder de brug. Dit vereist wat oefening.
Hotspot #2: Duikers
Hoogtevrees kennen vissen waarschijnlijk niet, maar ik kan me goed voorstellen dat er zoiets als ‘duikervrees’ bestaat. Duikers zijn de betonnen buizen die onder wegen door lopen om sloten met elkaar te verbinden.
Je zal maar een kloeke ruisvoorn zijn. Met 25 centimeter al een hele vent, en je hebt al flink wat kinderen en zelfs kleinkinderen. Niks aan de hand. Totdat je naar de sloot aan de andere kant van de weg moet. Dan heb je geen andere keus dan door die lange, donkere betonnen buis te zwemmen. En dat wéét de snoek. Lang verhaal kort: sla nooit een duiker over als je er een tegenkomt.
Hotspot #3: Kruisingen
Ook onder water zorgen kruisingen regelmatig voor gevaarlijke verkeerssituaties. Net als boven water is het hier drukker en minder overzichtelijk dan op de rechte weg. Ook voor vissen geldt hier: oppassen! Maar hoe goed de voorns en brasems ook uitkijken, ze lopen altijd de kans dat ze van achteren geschept worden.
Hotspot #4: Waterlelievelden
Van het voorjaar tot de herfst zorgen ze voor beschutting, schaduw en een goed gedekte tafel: waterlelievelden. Noem het de terrassen van de poldersloot waar alle vissen graag samenkomen. Een speeltuin voor hun kinderen. Beslist een hemelse plek om jong grut te laten opgroeien. Maar ook hier geldt weer: geen plezier zonder risico. Gegarandeerd dat er een snoek rondhangt, altijd klaar om weer een stamboom uit te dunnen.
Roofmeister mag drie fragmenten uit het boek ‘Denken als een vis’ publiceren. Dit was een fragment uit het hoofdstuk ‘Waar’. Volgende week: ‘Vissen met de Carolina rig en Texas rig’.
Een gesigneerd exemplaar van dit boek bestel je via Beet.nl, klik HIER. en een ongesigneerd exemplaar bestel je eenvoudig via Bol.com, klik HIER.