We vuurden onlangs acht ‘misvattingen’ over ‘doodaasvissen op snoek’ af op specialist Raymond Hakkert. Ben jij benieuwd wat deze dodelijk fanatieke ‘deadbaiter’ daarover te melden heeft, lees dan rap verder!
Door Raymond Hakkert
MISVATTING 1> Met grote aasvissen vang je grotere snoek
Bijna helemaal waar! Je richt je in principe meer op de gulzige grote dames door met flinke aasvissen aan de gang te gaan. Een makreel, haring of jonge brasem (met name op de bodem aangeboden) wordt toch minder snel ‘opgeraapt’ door een snoekje van 70cm. Toch moet ik een nuance maken. Ten eerste vang je ook de wat kleinere snoeken echt wel eens met groot aas, al is het maar dat ze vaak grotere ogen hebben dan maag en ze alleen al uit hebberigheid of irritatie grote aasvissen aanvallen.
Dit zie je vaak bij missers, je slaat een gat in de lucht na een aanslag op een grote aasvis en takelt deze dan binnen met de bekende tandjes in de flanken. Echt dikke dames sla je meestal niét mis, de aasvis (ook grote) gaat binnen no-time naar binnen, ik kan het daarom niet vaak genoeg zeggen; sla binnen de tien seconde aan, ook bij een panharing!
Maar even terug naar waar het omging, snoeken (ook de hele grote) zijn soms volledig gefocust op klein aas. Ze jagen dan zoals walvissen in een school krill met de bek open op die kleinere aasvisjes en vangen zo soms meerdere witjes in één hap. Op zo’n dag zit je vaak voor JL met je dikke lijken op de bodem. Zie je dus veel activiteit (springende witjes) op het water waar je vist, presenteer dan wanneer je met twee hengels vist (of mag vissen) in ieder geval één hengel driftend en niet al te diep met juist een kleinere witje van 15 à 20 cm.
Het is best een nuttig plan om alsnog dat dikke lijk ergens op de bodem te droppen, want je weet het nooit, leg deze hengel dan op de steunen en een beetverklikker, daar hoef je dan minder op te letten (piep is meestal beet). Je focust je nu op de driftende dobberhengel en vist deze actief je stek af en intussen probeer je toch dat luie varken te haken met die ‘bijlegger’ op de pieper. Ik zeg; beste van twee werelden!
MISVATTING 2 > Je vangt het best op aasvis welke uit hetzelfde water komt
Mijn ervaring is dat dit niet opgaat. Een voorn is een voorn, een snoek die trek heeft gaat een makkelijke hap in de vorm van een vette voorn, of deze nu uit hetzelfde water komt of niet, niet weigeren.
MISVATTING 3> Ingevroren vis vangt slechter dan een vers gevangen aasvis
Ik ben er van overtuigd – mede ook door eigen ervaringen – dat verse vis beter vangt. Een aantal maten van mij en ikzelf hebben al vele malen meegemaakt dat wij veel beter vingen dan overige vissers met vers gevangen net doodgemaakte vis. De andere vissers viste zonder uitzondering met snotterige internetvoorns. Echter; je hebt ze niet altijd makkelijk voorhanden of gevangen die mooie levende voorns.
Ook is er nog een verschil in vis die maar een maand of een jaar in de vriezer heeft gelegen. Snotterige en dof ogende en muf ruikende witvis uit de vriezer van het vorige seizoen gebruik ik daarom liever niet. Snoek heeft dat door, het zijn in principe geen fijnproevers, helemaal niet als ze honger hebben, maar als er keuze is, zeker in gedresseerde havens, dan kiezen ze 100% voor vers. Dus vang ze als het kan het liefst ter plekke of hamster ze van te voren en vries ze in, maar besef wel dat de kakelversheid er na een maand of twee vanaf is.
MISVATTING 4> Snoek is een zichtjager, in het donker heb je minder kans op aanbeten
Overdag vang je meestal wel het meeste, met name in de ochtend en de laatste uurtjes van de dag. Dus zeker op wateren waar de hengeldruk niet hoog is, is het meestal met daglicht gewoon goed toeven. Snoek is zeker een zichtjager, maar onderschat hun reukvermogen niet, deze is subliem. Met name de grote oude luie dames speuren graag de bodem van een water af naar dode vis, die zonder al te veel moeite (lees energieverlies) een makkelijke hap vreten oplevert. Ook willen stekken die overdag zwaar bevist worden in het donker wel eens beter vis opleveren.
Maar mijn ding is het niet echt om in het donker achter een hengel te gaan zitten op een beetmelder. Het mooie van doodazen vind ik het onder zien knallen van een dobber, dat kan ook in het donker met een breekstaafje op je dobber gemonteerd, maar uren naar zo’n lampje staren in de avond is meestal geen sinecure, indommelen kan gewoon niet en is letterlijk een doodzonde met slikhaken tot gevolg!
MISVATTING 5> Zeevis kent een snoek niet, beter vis je met voorn brasem of baars
Dat is per water verschillend heb ik gemerkt. Op het ene water moeten ze geen zeevis en het andere juist weer wel. Ik denk dat het ook met bodemgesteldheid te maken heeft. Op een modderbodem ruikt een snoek een zeevis veel beter, een voorn ligt dan maar een beetje weg te zakken in de prut en zo’n grotere zeevis valt dan gewoon meer op door het reukspoor.
Ik verkies driftend toch het liefst een voorn en op de bodem vis ik meestal een hengel met een dikke witvis én eentje met een zeevis, of het liefste een grote spiering. Maar over het algemeen vangt een verse vis, ongeacht het zeevis of zoetwatervis betreft uiteindelijk overal wel. Het voordeel van zeevis die minder snel gepakt wordt op sommige wateren is dat je deze dan ook onaangeroerd uren laat liggen (doe dat dan ook), wat tot gevolg kan hebben dat je hierdoor meer kans maakt op grote hebberige dames die geen voorkeur hebben én wel toehappen. Een soort van selectief vissen zou je bijna kunnen zeggen.
MISVATTING 6>Lang op dezelfde plek zitten, die aanbeet komt vanzelf wel
Ja en nee. Wat ik veel zie en een beetje mijn eigen ervaring is, is dat mensen met zitvlees regelmatig dikke snoeken vangen, en huppelaars meer. Jagende vissers vangen jagende snoeken, en dat zijn vaak de kleinere vissen. Mensen met zitvlees laten hun lijk net zo lang liggen tot de grote oude tante dat geurspoor heeft opgevangen en dat lijk heeft gevonden.
Ik wil hiermee niet zeggen dat het niet andersom kan, tuurlijk wel! Driftend en struinend door havens (elk half uur een andere boot) leverde mij ook serieuze vissen in het schepnet. Ik trek geen conclusies maar zie wel verbanden. Het is ook maar net wat je leuk vindt. Zelf beoefen ik beide tactieken, het ene water is geschikter om je tijd uit te zitten, het andere moet je echt zoeken. 😉
MISVATTING 7> Lekker lang door laten bijten zo’n snoek, dan zit ie goed gehaakt
NEE! In hoofdletters. Ik heb het hierboven al aangehaald. Nogmaals, het kan niet vaak genoeg gezegd worden, sla rap aan en dat houdt in; binnen de tien seconden! PUNT. Je hebt alleen maar verliezers, wanneer je een snoek met een dikke dreg in de keel terugzet. De kans dat ze dat overleven is klein. Het ergste is nog dat het een hele lange lijdensweg wordt eer ze eindelijk eens sterven. Het is simpel, liever een keer misslaan, dan te lang wachten en een slikhaak veroorzaken toch?
En nog wat; in negen van de tien gevallen worden missers veroorzaakt door snoek onder de 80 cm, zo’n ramp is dat dus niet. Metervissen sla je zelden mis. Heb je wel eens goed in zo’n muil gekeken. Een voorn van 25 cm zit echt binnen no time in de strot. Een sardine of spiering nog sneller, een makreelstaart, geen enkele moeite, binnen 15 seconde zit deze in de keel.
Tijd voor discipline, verlies je dobber niet langer dan 15 seconde uit het oog (door op je telefoontje te kijken bijvoorbeeld) en wacht niet expres langer dan 10 seconden met aanslaan (dat zijn er helaas nog heel veel). Dat gaat heel vaak fout, dood- en doodzonde helaas. Heb je het geduld niet om je dobber in de gaten te houden, ga dan simpelweg statisch snoeken. Hengel op de beetmelder en chillen maar. Ook hier; piep is beet! Draai je lijn strak, voel of de snoek zwemt en achterover die hengel.
MISVATTING 8> Een onderlijn van 40cm is lang zat
Absoluut onzin! Pak een onderlijn van minstens 60 cm! Bij een metervis ben je al snel een gedeelte van de lengte van je onderlijn kwijt in de bek. Wat je overhoudt zit aan de buitenkant van bek. Dát is je buffer! Het is een misvatting dat de buitenkant van de bek geen gevaar vormt voor het doorschuren van je hoofdlijn! Een snoek draait doordat het een langwerpige vis is tijdens de dril makkelijk om haar eigen as, de onderlijn rolt hierdoor mee óm de kop heen.
Vaak gaat dat goed en heb je het niet door, maar bij de allergrootste krokodillen (en die wil je vangen toch?) is een onderlijn van 40 cm echt te kort, een keer rollen en je hoofdlijn (mono of braid) komt in contact met de scherpe kieuw of raakt in de war met de bek vol tanden. Pats! Weg croc, met een dikke dreg rijker in de waffel! Dat is dus de reden waarom je stalen of dikke fluorcarbon onderlijnen moet gebruiken van minstens 60 cm! Zelf maak ik ze van minstens 70 cm +.
Zodoende tips en tricks voor jouw visserij met dood aas op snoek van een echte specialist. Niet alleen voor het vangen van grote en meer vis, maar zeker ook voor de veiligheid van snoeken waar we zuinig op moeten zijn. Succes!